Een empirische analyse van menselijk kapitaal en arbeidsethos
Het concept van de arbeidsethos, ook wel aangeduid als de protestantse arbeidsethos, werd voor het eerst voorgesteld door socioloog Max Weber op basis van economische omstandigheden in zijn geboorteland Pruisen. Weber merkte op dat Protestantse gebieden van Pruisen economisch welvarender waren dan katholieke gebieden en stelde voor dat protestantse religieuze overtuigingen de ontwikkeling van een kapitalistische economie hadden aangemoedigd. Meer recente empirische studies hebben de hypothese van Weber in twijfel getrokken.
De werkethiek
Weber presenteerde zijn ideeën over arbeidsethos in zijn boek uit 1905 'De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme'. Volgens Weber had het rooms-katholicisme een waardesysteem gestimuleerd dat gebaseerd was op het overstijgen van de materiële wereld ten gunste van gebed en spiritualiteit. Katholieken werden niet aangemoedigd om zich te concentreren op wereldse doelen zoals rijkdom of succes. De protestantse reformatie introduceerde een nieuw waardestelsel dat materieel succes en wereldlijke prestaties waardig was. Protestanten geloofden in de waarde van hard werken en een zuinige, zelfverloochenende levensstijl. De protestantse leider Maarten Luther moedigde mensen aan om hun werk als een roeping van God te beschouwen. Omdat protestanten vaak lange uren werkten zonder veel geld uit te geven aan luxe of entertainment, hadden ze extra geld om te sparen of te investeren. Weber geloofde dat deze combinatie van hard werken, extra investeringskapitaal en een geloofssysteem dat rijkdom en succes waardeerde, leidde tot de ontwikkeling van het kapitalistische economische systeem.
Werkethiek of alfabetisme
Hoewel de theorie van Weber over een protestantse werkethiek buitengewoon invloedrijk was, heeft Weber het nooit empirisch getest. Hij observeerde eenvoudig de omstandigheden in Pruisen en speculeerde dat het waardesysteem van het Duitse protestantisme de verschillen in rijkdom tussen katholieke en protestantse gebieden verklaarde. In een paper uit 2007 met de titel "Was Weber Wrong?" Analyseerden Sascha Becker en Ludger Woessmann van de Universiteit van München geletterdheidcijfers en economische gegevens voor protestantse en katholieke provincies van Pruisen in de jaren voorafgaand aan het werk van Weber. Ze wezen erop dat Luther geletterdheid had gepropageerd omdat hij wilde dat alle mensen de Bijbel in hun eigen taal konden lezen. Luther's protestantse volgelingen lazen en bestudeerden zijn Duitse vertaling van de Bijbel, terwijl katholieken buiten het priesterschap niet verwachtten de Latijnse Bijbel te lezen. Tegen de tijd dat Weber zijn boek schreef, hadden protestantse provincies van Pruisen veel hogere alfabetiseringspercentages dan katholieke gebieden. Becker en Woessmann ontdekten dat wanneer ze controleerden op het effect van hogere geletterdheid, er geen verschil was in het economische succes van de provincies van de Protestantse meerderheid en de provincies van de katholieke meerderheid. Ze concludeerden dat geletterdheid, geen protestantse arbeidsethos, verantwoordelijk was voor de economische welvaart.
Menselijk vermogen
De studie van Becker en Woessmann benadrukte de waarde van geletterdheid als een vorm van menselijk kapitaal. Human Capital Theorie richt zich op de hulpmiddelen die mensen gebruiken om rijkdom en welvaart te bouwen of om hun leven op andere manieren te verbeteren. Een man die niet kan lezen, heeft bijvoorbeeld beperkte opties in het leven in vergelijking met een man die kan lezen. Hij zal alleen in staat zijn om werk te doen waarvoor geen leesvaardigheden vereist zijn, zoals handenarbeid. Hij zal ook niet naar school kunnen gaan of een leerboek kunnen lezen om nieuwe vaardigheden te leren die hem meer opties zouden geven. Door te leren lezen, kan hij zijn menselijk kapitaal vergroten en toegang krijgen tot een veel breder scala aan banen en andere kansen. Volgens Becker en Woessmann vertegenwoordigden de hogere alfabetiseringspercentages in protestantse gebieden een vorm van menselijk kapitaal, waardoor de economische mogelijkheden die de gemiddelde protestant in die tijd en plaats ter beschikking stonden aanzienlijk werden vergroot.
Andere studies
Andere empirische studies van Weber's werk stelden ook vragen over de ethiek van het werkethiek. Volgens een artikel gepubliceerd in de "Journal of International Business and Cultural Studies, " een analyse van de houding ten opzichte van de werkethiek in 13 verschillende landen vond het arbeidsethos het sterkst in landen zoals India en Zimbabwe met een relatief laag BNP, en de zwakste in landen zoals Duitsland en de Verenigde Staten met een hoger BNP. Dit kan erop duiden dat burgers van ontwikkelingslanden eerder geneigd zijn om een versie van de werkethiek aan te nemen omdat ze proberen hun situatie te verbeteren, maar het biedt geen empirische ondersteuning voor enige correlatie tussen werkethiek en welvaart. Een andere studie waarin attitudes werden vergeleken in Maleisië en het Verenigd Koninkrijk vond bewijs voor een sterkere arbeidsethos in niet-protestant Maleisië dan in Groot-Brittannië met protestantse meerderheid. Hoewel het waardesysteem van sommige vormen van protestantisme hard werk en soberheid bevordert, lijkt het bewijs niet te suggereren dat dit een effectieve voorspeller van welvaart is.